Met één van onze pupillen op de Braziliaanse zoden, een kerseverse trainer met een WK-verleden en een stadion dat vernoemd werd naar de makers van één van de mooiste WK-doelpunten ooit, kunnen we niet anders dan ons ook onder te dompelen in de heersende WK-gekte. Gedurende de duur van het tornooi laten we u kennismaken met de Berchemnaren in de WK-geschiedenis. Vandaag deel 3:
Italië 1934: Stan Joacim (op de foto)
De toekenning van het tweede WK aan Italië was alweer een vreemde keuze. Want van meet af aan was duidelijk dat Mussolini het tornooi zou misbruiken om zijn politieke ambities kracht bij te zetten.
Op doelpunten door de voorronde
Met 32 ingeschreven landen waren er deze keer wél voorrondes nodig. Het kampioenschap zou anders te duur worden en vooral te lang duren. Buurlanden werden hierbij zoveel mogelijk in dezelfde groep ondergebracht. Van elke groep mochten, naargelang de sterkte, één of twee landen naar de eindronde. Dat laatste was ook het geval voor de groep waarin België het tegen Nederland en Ierland moest opnemen.
Elk land kreeg één thuis- en één uitwedstrijd. Hoe die verdeeld werden moesten de landen onderling zien te regelen. En daar rees al meteen een eerste probleem, want noch België, noch Nederland voelden veel voor de moeilijke verplaatsing naar Dublin. Uiteindelijk stemde België toe, nadat de Ierse Bond hen £ 600 had toegestopt om de verplaatsingskosten te dekken.
Over het resultaat van de wedstrijd tegen de Ierse profs kon men niet onverdeeld tevreden zijn. De 4-4 einduitslag was zeker niet slecht, al hadden de Rode Duivels wel met 1-3 voorgestaan. Maar veel erger was de dubbele beenbreuk die Stanley van den Eynde kort voor rust opliep. De nationale ploeg verloor hiermee voor lange tijd één van zijn meest creatieve spelers.
De tweede wedstrijd, tegen Nederland, werd dan ook met bang hart tegemoet gezien. Temeer daar België een maand eerder in Amsterdam de jaarlijkse “Derby der Lage Landen” met liefst 9-3 had verloren ! Gelukkig had Nederland zijn eerste wedstrijd tegen Ierland vlot met 5-2 gewonnen, zodat de Duivels, zelfs bij verlies nog kans maakten op kwalificatie. Op voorwaarde dat ze een beter doelpuntensaldo konden voorleggen dan de Ieren. Het werd een dubbeltje op zijn kant. Oranje kwam op de Bosuil met 2-4 winnen. Eén doelpuntje minder dan tegen Ierland…
De Leeuw van Vlaanderen
Aan de voorrondes nam geen enkele Berchem-speler deel. Nochtans had Berchem Sport in die tijd met Stijnen, Joacim, Verboven en Van Brandt toch enkele internationals met uitstraling in huis. Maar naar het eindtornooi mocht er wél een geelzwarte mee.
Stan Joacim (1909-1979) was bij Berchem in 1929 Nick Hoydonckx opgevolgd als linksback. Qua spelstijl konden twee spelers nauwelijks meer van elkaar verschillen. Hoydonckx, de verfijnde technieker, die een bal feilloos kon aannemen en onberispelijk kon plaatsen. Joacim, de hardnekkige en fysieke breker. Hoewel een getogen en geboren Berchemnaar, was hij al 20 toen hij zich bij de club van zijn gemeente aansloot. Daarvoor had de rosse back alle jeugdreeksen doorlopen bij Scaldis SC. In 1934 verruilde hij zijn post als verdediger voor die van linksbuiten. Een jaar later maakte hij samen met drie ploegmaats de overstap naar Olympic Charleroi. In het zwarte land hield hij aan zijn verbetenheid en onverzettelijkheid de bijnaam De Leeuw van Vlaanderen over.
Ook met de Rode Duivels speelde hij zijn eerste wedstrijd als vervanger van de geblesserde Hoydonckx. Het was 1931 en de tegenstander was uitgerekend het ongenaakbaar gewaande Engeland. Veertien dagen later speelde hij ook te Lissabon, waar België met 3-2 van Portugal verloor. Tijdens de twee daaropvolgende jaren werd hij niet meer opgeroepen, maar wel vaak als reserve geselecteerd. Ook nu mocht hij aanvankelijk slechts als reserve van Unionist Pappaert mee.
Onvoorbereid naar Italië
Op 24 mei 1934 stond hij samen met de rest van het team klaar in het Brusselse Noordstation voor een treinreis die 24 uur zou duren. Of althans, met een déél van het team, want op het perron stonden naast bondscoach Goetinck, afgevaardigde Hansse en scheidsrechter Langenus, slechts zeven andere spelers. Twee zouden op eigen houtje naar Italië afreizen. De vijf Unionisten waren met hun club op rondreis in Algerije en hadden de toestemming gekregen om pas daags voor de wedstrijd het team te vervoegen. Een onbegrijpelijke beslissing. Van enige discipline was in de Belgische groep nauwelijks sprake. Er was ook niet speciaal geoefend voor het tornooi. De dag voor de wedstrijd stond er zelfs geen training op het programma, wel een geleid bezoek aan de stad en aan de Uffizi-gallerijen. Dat stond in schril contrast met de voorbereiding van de andere landen. De Squadra Azzura op kop, die al drie weken op strikte afzondering zat. Maar zelfs de Fransen, die qua improviseren in het verleden de Belgen al eens durfden te overtreffen, waren goed voorbereid naar Italie vertrokken.
Oostenrijk en Italië favoriet
16 landen namen uiteindelijk aan het eindtornooi deel. Voor aanvang werden ze in een sterke en in een zwakke groep opgedeeld. België zat in de zwakke groep, de Nederlanders in de sterke. Bij loting werd telkens een zwakke tegenover een sterke tegenstander geplaatst in een system met onmiddellijke uitschakeling. De uittredende wereldkampioen was niet van de partij. Uruguay was nog niet vergeten hoe de Europese landen het vier jaar eerder hadden laten afweten en besloot daarom niet deel te nemen. Grote favoriet was bijgevolg het Oostenrijkse Wunderteam, dat de afgelopen drie jaar op 27 wedstrijden maar twee keer had verloren. Maar ook thuisland Italië was erop gebrand om de eindzege binnen te halen. Zelfs bij de Nederlanders droomde men luidop van de finale. “Wij gaan naar Rome” was al maandenlang een radiohit over de grens. En het oranje elftal kreeg bij zijn vertrek zakken vol telegrams en gelukwensen mee. Het mocht uiteindelijk niet baten.
België – Duitsland
Bij ons werd nauwelijks iets verwacht van het tornooi. De Rode Duivels zaten al een tijdje in een moeilijkere periode. Bovendien moest België meteen tegen Duitsland het veld in, waartegen het een jaar eerder nog roemloos 8-1 ten onder was gegaan.
Toch sloegen de Belgen op 27 mei 1934 in Firenze iedereen met verstomming. Ze kwamen snel en vastberaden voor de dag, combineerden goed en waren zelfs het grootste deel van de eerste helft de baas, zodat ze verrassend met een 2-1 voorsprong de rust ingingen.
Na de rust bleef van al dat goede echter nauwelijks iets over. Het gebrek aan training en voorbereiding wreekte zich onherroepelijk. De beide middenvelders vielen kort na elkaar even gekwetst uit. Middenvoor Capelle, die de dag ervoor ziek in bed had doorgebracht, stapelde de persoonlijke fouten op. En doelman Vandewijer, die zich heel de reis al onzeker had getoond, zou drie flaters begaan met cruciale gevolgen. Toch bleef de stand tot 20 minuten voor tijd 2-2, maar dan scoorden de Duitsers nog twee keer.
Terwijl in Milaan, 300 kilometer verderop, zo’n 7.000 Oranje-supporters waren neergestreken, kon de wedstrijd van de Belgen op weinig belangstelling rekenen. Nauwelijks 4.000 toeschouwers, waaronder een paar honderd Duitsers. Slechts één Belgische supporter was onze nationale elf achterna gereisd. Journalist Pol Jacquemyns noemt hem in zijn boek “Onze Voetbalfiguren” zelfs met naam en toenaam: de heer Van Tichelen, voorzitter van de voetbalafdeling van Beerschot.
Joacim, die onverwacht was mogen starten, had zich nauwelijks iets te verwijten. Pol Jacquemyns oordeelde het balwerk van de beide backs degelijk, al vond hij dat ze in hun opstelling toch tekortschoten. Niet verwonderlijk gezien er nauwelijks samen getraind werd en er dus ook geen gelegenheid was om automatismen op te bouwen. Toch zou het weer twee jaar duren alvorens hij opnieuw werd opgeroepen. Zijn heroptreden, wéér tegen de Engelsen, was meteen zijn meest glorieuze prestatie als Rode Duivel. België won met 3-2 en Joacim werd door alle kranten genoemd als één der uitblinkers. Het leverde hem een vaste plaats op als linkerback tijdens het seizoen 1936-37 én een selectie voor het keurelftal van West-Europa. Een eer die in België enkel Raymond Braine, Stanley Van den Eynde en Bob Paverick te beurt viel !
Voor de Belgen zat het WK er dus al snel op. Ze brachten nog enkele dagen in Italië door en mochten in Rome zelfs op auditie bij de paus.
Favoriet Oostenrijk eindigde uiteindelijk ontgoochelend vierde. Het was gastland Italië dat op 10 juni 1930 de gouden trofee in de lucht mocht steken. Onder het goedkeurend oog van Benito Mussolini.
(KB)