Met één van onze pupillen op de Braziliaanse zoden, een kerseverse trainer met een WK-verleden en een stadion dat vernoemd werd naar de makers van één van de mooiste WK-doelpunten ooit, kunnen we niet anders dan ons ook onder te dompelen in de heersende WK-gekte. Gedurende de duur van het tornooi laten we u kennismaken met de Berchemnaren in de WK-geschiedenis. Vandaag deel 4:
Parijs 1938: Miel Stijnen
In het voorjaar van 1938 stond een uitzonderlijk groot aantal interlands op de Europese voetbalagenda. Zelfs de Rode Duivels hadden er tussen 30 januari 1938 en het begin van het WK al zeven wedstrijden opzitten. Erg ongewoon voor die tijd. Alsof iedereen nog snel zoveel mogelijk reserve wilde aanleggen vooraleer de oorlog het interlandvoetbal voor vijf jaar zou lam leggen.
Die nakende oorlog was trouwens ook op het tornooi zelf al voelbaar. Van de zestien landen die zich hadden gekwalificeerd voor de eindronde, haakte Oostenrijk in laatste instantie af. Het land was enkele maanden eerder immers door Duitsland geannexeerd en de beste Oostenrijkse voetballers werden zonder slag of stoot bij de Mannschaft ingelijfd. Op één na. De Weense balvirtuoos Matthias Sindelar weigerde om voor zijn nieuwe vaderland aan te treden. Een jaar later werd hij levenloos teruggevonden in zijn appartement in omstandigheden die nooit volledig werden opgehelderd.
De meest exotische deelnemers kwamen uit Cuba en Nedelands-Indië. Samen met Brazilië waren zij maar de enige deelnemers van buiten Europa.
België had zich alweer niet zonder moeite voor het tornooi geplaatst. In de voorrondes moest onze nationale elf het opnemen tegen Nederland en Luxemburg. De twee eerste mochten naar Frankrijk. Op het eerste zicht een makkelijke klus, maar in Luxemburg keken de Duivels bij de rust wel tegen een 2-1 achterstand aan, die ze pas in de tweede helft naar een zuinige 2-3 konden ombuigen. En op de Bosuil tegen Nederland bleef het bij een 1-1 gelijkspel.
Net als vier jaar eerder was de Belgische ploeg weer rijkelijk laat naar het tornooi afgereisd. De spelers kwamen een dag op voorhand in Parijs aan, waar ze eerst de wedstrijd Italië-Zwitserland bijwoonden, gevolgd door een diner. De volgende ochtend moest een boswandeling volstaan als opwarming voor de match tegen thuisland Frankrijk, dat zich een maand lang in afzondering op het kampioenschap had voorbereid.
Toch speelden de Rode Duivels in Colombes een behoorlijke wedstrijd, die na een tiental minuten helaas reeds volledig gespeeld leek. Na 40 seconden stond Frankrijk al op voorsprong. Een flater van doelman Nolle Badjou. Tien minuten later lag Miel Stijnen dan weer aan de basis van de 2-0. Het zat de Belgische aanvoerder die dag overigens niet mee. Ook in de tweede helft zou hij blunderen met een derde tegengoal tot gevolg. Isemborgs kon tussendoor nog milderen, zodat België met 3-1 verloor.
Eigenlijk had Stijnen er die dag helemaal niet mogen bij zijn. Pas hersteld van een knieblessure, waarvoor hij zich in Londen had laten opereren, had hij een week eerder een kwetsuur aan de bil opgelopen die nog niet volledig was geheeld. Niettemin had hij er op aangedrongen te mogen meespelen. Maar al gauw bleek dat hij zichzelf had overschat.
Miel Stijnen (°1907-*1997) was 19 toen hij bij Berchem Sport aansloot. Net als Stan Joacim kwam hij van Scaldis, een bescheiden clubje uit het Nachtegalenpark dat actief rondselde onder de leerlingen van het stedelijk onderwijs. Stijnen, die eerst aanvalsleider was en later centerhalf, kon in feite op eender welke plaats op het middenveld of in de voorlijn worden ingezet. Als middenvoor, kanthalf of binnenspeler. Zijn beste prestaties leverde hij echter als aanvallende spil. Stijnen was een man met veelzijdige capaciteiten. Hij beschikte over een haast perfecte techniek en baltoets en bezat een uiterst doelmatig kopspel. Hij koppelde spelinzicht aan een snelle uitvoering. Zijn rustige, secure spel gaf vertrouwen aan de vleugelhalfs en aan de rest van de ploeg. En met zijn grote gestalte, zijn eeuwige glimlach en zijn feilloze zelfbeheersing dwong hij een natuurlijk respect af bij ploegmaats en tegenstrevers. Hij ontpopte zich dan ook al snel tot leider en bezieler van de ploeg en vulde daarmee de leemte op die Nic Hoydonckx had gelaten.
Op het WK van 1938 was Stijnen inmiddels al drie jaar aanvoerder van Olympic Charleroi. Hij verliet Berchem Sport in 1935, samen met Verboven, Joacim en Van Brandt, voor een lucratieve carrière in het zwarte land. Stijnen speelde 31 keer voor de nationale ploeg, waarvan hij tussen 1936 en 1939 de aanvoerder was.
Na de desastreuse wedstrijd tegen Frankrijk kreeg hij er in de pers echter zwaar van langs. Net zoals de selectiecommissie die hem ondanks zijn blessure had opgesteld. En wat te denken van bondscoach Jack Butler die zowaar zijn voorganger, Torten Goetinck, als verzorger naast zich moest dulden !
Nog dezelfde avond keerden de Rode Duivels terug huiswaarts, op de Antwerpenaren na. Die hebben zich die nacht nog uitgebreid gelaafd aan het Parijse nachtleven. Eén van hen was Fons De Winter (°1908-*1997), aanvoerder van Beerschot. Vele jaren later, van 1954 tot 1958, zou hij Berchem Sport trainen. In de jaren ’60 keerde hij terug als manager. Hij noemde de geelzwarten ooit zijn tweede club waarvan hij steeds is blijven houden, meer wellicht nog dan van Beerschot.
Voor de volledigheid: Italië werd voor de tweede opeenvolgende keer wereldkampioen nadat het in de finale Hongarije had verslagen met 4-2. Niemand die toen kon voorspellen dat de Azzuri liefst 12 jaar wereldkampioen zouden blijven …
(KB)