Met Pasen genieten de meeste voetballers van een welverdiend weekendje vrijaf. Dat is al vele jaren een misschien wat vreemde gewoonte in volle eindspurt naar de seizoensfinale. Maar ooit stond Pasen met stip aangeduid in de agenda van de rechtgeaarde voetballiefhebber vanwege de internationale paastornooien die in vele steden plaats vonden.
In Antwerpen was dat paastornooi jarenlang het voorrecht van de Entente Anversoise, het legendarische monsterverbond van Antwerp, Beerschot en Berchem Sport. De eerste Antwerpse paastornooien dateren echter nog van lang voor het ontstaan van die Entente. In het begin van de vorige eeuw vond, toen nog op het middenplein van de Velodroom van Zurenbrog, een eerste paastornooi van Antwerp FC plaats, waaraan ploegen uit Londen en Parijs deelnamen. Succesvoller waren de paastornooien die Beerschot vanaf 1905 elk jaar inrichtte. Aan Beerschots Paasweek namen naast clubs uit eigen land, ook teams deel uit Nederland en Frankrijk en de betere amateurclubs uit Engeland. De eerste winnaar, Ajax Leiden, bracht liefst 50 supporters mee. Een waar record voor die tijd. Hoewel de toeschouwersaantallen daarna jaarlijks stegen, waren de inkomsten nooit voldoende om de inrichting en de reis- en verblijfskosten van de buitenlandse clubs te betalen.
Het zal niet verbazen dat vooral de Engelse ploegen in die vroegste jaren het mooie weer maakten. Maar ook de Nederlanders lieten zich niet onbetuigd. In 1914 moet Tubantia Enschede zo’n indruk gemaakt hebben op het Antwerpse publiek, dat enkele jongens uit Borgerhout een jaar later hun nieuwe club “Tubantia” doopten. Niet wetende waarschijnlijk dat dat de latijnse benaming is voor … Twente.
De Entente Anversoise, die officieel pas in 1921 het licht zag, nam na de Eerste Wereldoorlog de organisatie van Beerschots paastornooi over. De Portugese zakenman Domingos Mendonça loofde vanaf 1923 een wisselbeker uit aan de overwinnaar. De Schaal Mendonça werd elk jaar in de week voor het tornooi tentoongesteld op de hoek van de De Keyserlei en de Appelmansstraat, waar velen zich aan het zilveren kleinnood kwamen vergapen. Na elke editie werd de naam van de winnende club in de trofee gegraveerd. Belgische winnaars mochten de beker één jaar in hun trofeeënkast zetten, was de winnaar een buitenlands team, dan kreeg de trofee tot aan de volgende uitgave een plaats in het consulaat van het betrokken land. De club zelf kreeg dan eene photografie op natuurlijke grootte, de winnende spelers ontvingen een schaalmodel van de beker, de verliezende finalisten een zilveren medaille.
Het tornooi, dat meestal op Beerschot maar soms ook op de Bosuil plaatsvond, verliep doorgaans volgens dezelfde formule: vier deelnemers die elkaar in twee wedstrijden bekampten op zondag, een troosting en een finale op Paasmandag. Soms werden de hoofdwedstrijden voorafgegaan door een jeugdwedstrijd, een enkele keer was er een exhibitiewedstrijd buiten tornooi. Aanvankelijk namen zowel Antwerp FC als Beerschot AC met hun eigen elftal deel aan het tornooi, aangevuld met twee buitenlandse teams. Toen ook Berchem Sport toetrad tot de Entente werd de formule een tijdlang uitgebreid naar vijf deelnemers en drie wedstrijddagen met een eindklassement zonder finales. Vanaf de jaren ’30 nam de Entente systematisch met een eigen elftal deel aan het tornooi, waardoor er meteen ruimte kwam voor drie buitenlandse teams, wat de populariteit van het tornooi alleen ten goede kwam. Het elftal dat ze daarvoor op de been bracht bestond uit de beste voetballers van de Metropool. Een selectie voor de Entente benaderde voor vele spelers zelfs de eer van een nationale selectie. In haar beste jaren kon het Antwerpse elftal zonder problemen de vergelijking met de Rode Duivels doorstaan.
De paastornooien van de Entente waren niet alleen op sportief vlak, maar ook op zakelijk vlak een succes. En dat ondanks de vaak enorme vergoedingen die betaald werden om buitenlandse teams naar de Scheldestad te halen. Zeker toen tijdens het interbellum zowat elke grote en middelgrote Belgische stad met zijn eigen paastornooi uitpakte die niet zelden fel tegen elkaar opboden om de beste buitenlandse deelnemers aan te trekken. In 1935 bijvoorbeeld waren er paastornooien in Brussel, Gent, Charleroi, Verviers, Eupen, Tongeren, Vilvoorde, Malmedy, Namen, Temse, Lokeren, Oostende… In het pre-televisietijdperk waren zulke tornooien vaak de enige manier voor het Belgische publiek om buitenlandse sterren en topclubs aan het werk te zien.
De lijst met topclubs die in de loop der jaren aan het Antwerpse paastornooi deelnamen oogt nog steeds indrukwekkend: Hamburger SV, Bayern München, Borussia Dortmund, Rot-Weiss Essen, 1. FC Köln, 1. FC Kaiserslautern, Shalke 04, Austria Wien, Wacker Wien, Wiener SC, Rapid Wien, Servette Genève, Malmö FF, Ujpest, Ferencvaros, DUKLA Praag, Hajduk Split, Partizan Belgrado, Dynamo Zagreb, Botafogo…
Na het Paasweekend van 1962 was het voorgoed afgelopen met het Antwerpse paastornooi. De tijden waren veranderd. Het voetbal had inmiddels een nieuw gelaat gekregen. Steeds meer clubs verloren hun lokale karakter. De profspelers van buiten de stad waren niet langer te motiveren voor vriendenwedstrijden naast de officiële kalender. Een Antwerpse Entente met enkel gelegenheids-Sinjoren zou bovendien ondenkbaar geweest zijn. Met de Beker der Jaarbeurssteden, de verschillende Europacups in de jaren erop en rechtstreekse televisie-uitzendingen brak een nieuw tijdperk aan waarin ook de kloof met buitenlandse profclubs steeds groter werd en de gages niet langer betaalbaar.
Veertig jaar lang vormde dit tweedaagse tornooi één van de hoogtepunten van de Antwerpse voetbalkalender.
Hebt u nog herinneringen aan het Paastornooi of aan de Entente ? Een oude foto, een medaille, een programmaboekje ? Laat het ons zeker even weten. (karl.boehrer@gmail.com)