Wanneer u binnen enkele maanden opnieuw naar het stadion gaat, zal u tevergeefs de tribune afspeuren naar het vertrouwde gezicht van Alex Vandenbulcke. Berchems oudste supporter overleed afgelopen weekend. In augustus zou hij 99 jaar geworden zijn. Die gezegende leeftijd gaf u hem zeker niet aan. Niet als u hem kordaat de tribune zag opstappen, niet als u met hem praatte, niet als u hem tot voor kort op de tram tegenkwam voor één van zijn vele wekelijkse ritjes naar ‘t Stad, of wanneer u een eindje met hem meewandelde van thuis, nabij de Boomgaardstraat, naar Berchem Sport. Samen met zijn zoon en schoonzoon was hij nog bij elke thuiswedstrijd trouw op post. Vijf jaar geleden interviewden we hem. Dat gesprek halen we graag nog eens van onder het stof.
Alex werd geboren op 8 augustus 1920 in de Wittestraat. De rest van zijn leven zou zich grotendeels op enkele vierkante kilometer van zijn geboortehuis afspelen. “Ik ging naar school in de Markgravelei. Lucien Pieters, één van de grote Berchem-spelers van na de oorlog, zat een paar jaar lager. Nagenoeg mijn voltallige familie werkte om de hoek, bij Minerva. Ikzelf werkte 38 jaar als graveur bij ATEA. Een echt Berchem Sport-bastion. Een neef van Nick en Clem Hoydonckx (Berchemspelers tijdens de jaren 1920; KB) was er personeelsdirecteur. Wie sympathie had voor geelzwart had bij hem steeds een streepje voor. En ook Robert Schaut, onze bekende internationale scheidsrechter en één van mijn goede vrienden, werkte er op de tekenafdeling.”
Zijn legerdienst vervulde Alex in de Generaal Lemansstraat. Het was daar, als piot in de kazerne van de 6de Linie, dat het voetbalvirus hem te pakken kreeg. Rijkelijk laat in feite, want Alex was er toen al 20. “Ik was niet echt een voetbalfan, meer een cinemamaniak. Berchem telde toen verschillende goeie bioskopen. In de Berchem Palace op de Grotesteenweg leerde ik mijn Maria kennen. Op de achterste rij,” glimlacht hij. “En in de Drie Koningenstraat had je Cinema De Leeuw, van de familie Potvin. Voor die cinema stond er altijd een ventje te leuren met krantjes waarin je de laatste voetbaluitslagen kon lezen. Ik volgde het voetbal dus wel een beetje. Berchem Sport was een grote ploeg in die tijd hé, die voortdurend in eerste of tweede klasse speelde.”
“Het was uiteindelijk Broer Van de Ven (foto) die me overtuigde om ook eens naar een match te komen. We waren beiden gekazerneerd in de Generaal Lemanstraat en wandelden geregeld samen naar huis. Broer, die pas tot het eerste elftal was doorgebroken, bleef maar zagen dat ik eens moest komen kijken. Enfin, ik heb dat dan maar eens gedaan.” En de vlam sloeg meteen over. In 1940 zag Alex zijn eerste wedstrijd. Sindsdien zou hij er nog maar weinig missen. “Toen één van mijn kinderen werd gedoopt heb ik eens moeten passen. Dat was heirkracht.” Hij lijkt er nog steeds een beetje spijt van te hebben.
Zelfs op verplaatsing bleef Alex al die jaren trouw op post. “Tijdens de oorlog was dat niet altijd evident. Gelukkig werd er tijdens het eerste oorlogsseizoen uitsluitend binnen de provincie gevoetbald, in een noodcompetitie. Zo ben ik ooit helemaal te voet van Boom moeten terugkomen, nadat de stoomtram kort na zijn vertrek in panne was gevallen. Toen was ik echt laat thuis! Later ging ik mee met het busje van De Stieren, de supportersclub die in het café van vader Dries gevestigd was. En daarna werd ik lid van supportersclub De Gitschotel. Die bus vertrok aanvankelijk op de Gitschotellei en veel later van aan het café van mijn zoon Mike in de Drie Koningenstraat.”
Van zijn drie kinderen is Mike trouwens de enige die de voetbalpassie van zijn vader deelt. Als ukje van vier jaar mocht hij af en toe al eens mee. Ook hij miste sindsdien maar weinig wedstrijden. “Mijn dochter durfde ik in die tijd ook wel eens meenemen. Maar François, onze oudste zoon, heb ik nooit warm kunnen maken voor het voetbal. Die was meer met muziek bezig. Mijn vader, Victor (rechts op de foto), was wel een Berchem Sport-man. Hij speelde zelfs klaroen in de fanfare. Zelf heb ik ook jarenlang in een fanfanre gespeeld, op de Grote Markt, niet bij Berchem Sport.” Echtgenote Maria is maar enkele keren meegeweest naar het Rooi. “Kort na de oorlog was dat. Op een keer, de match was nog maar pas bezig, scoorde Jef Hoydonckx een doelpunt. Maria was zo enthousiast dat ze prompt de hoed van de man voor haar over zijn hoofd trok. De man kon er gelukkig mee lachen, maar nadien mocht ze van mij toch nooit meer mee.”
Voor andere ploegen heeft Alex nooit warm gelopen. Af en toe heeft hij wel gezondigd. “Mijn schoonvader ging regelmatig naar Beerschot. Als Berchem niet speelde ging ik wel eens mee om hem een plezier te doen. Het was daar alle veertien dagen volle bak. Maar toch deed het me niet veel.”
De mooiste herinneringen bewaart Alex aan het seizoen 1950-51, toen Berchem ex aequo eindigde met Anderlecht. Zijn grootste ontgoocheling was dan weer de degradatie naar Provinciale. “Maar ik ben ook toen blijven gaan. Je bent nu eenmaal supporter of je bent het niet. Gelukkig volgden nadien nog een paar mooie seizoenen onder Cavatti. Wat men ook van die man mag denken.”
Gevraagd naar welke spelers op hem het meeste indruk hebben nagelaten, hoeft hij niet lang na te denken. “Jef Nelis! Raymond Braine noemde hem ooit zijn opvolger voor de nationale ploeg. Hij was helaas vaak geblesseerd en hij dronk net iets te graag. Allemaal de schuld van voorzitter Hellings die hem altijd en overal meetroonde naar cafés. En dan was er de oorlog.”
“Je kan natuurlijk ook niet om de twee De Herten heen, de gebroeders Aernaudts, Marcel Dries en mijn vriend Broer Van de Ven. Er waren weinig spelers waar Rik Coppens het zo moeilijk mee had als met den Broer. Hij liet Coppens komen, wachtte af en sloeg dan toe. Coppens leek daar geen antwoord op te vinden. Theo Rossen had ook nogal een vlam in zijn voet. En recenter Werner Licka en Werner Van de Zande.“
80 jaar supporteren voor Berchem Sport. We kunnen het nauwelijks bevatten en het zal ook weinigen van ons gegeven zijn. We geven u een kleine greep van wat Alex in die meer dan driekwart eeuw allemaal van dichtbij meemaakte en welke voetballers hij op het Rooi zoal zag rondlopen:
- 27 seizoenen eersteklassevoetbal
- 23 seizoenen tweedeklassevoetbal
- twee keer onderbroken door een oorlog
- 13 seizoenen derdeklassevoetbal
- 12 seizoenen vierdeklassevoetbal
- 1 seizoen eerste provinciale
- 1 seizoen eerste amateurklasse
- 2 seizoenen tweede amateurklasse
- 8 titels
- 3 keer vice-kampioen van België
- 2 promoties via de eindronde
- 1 verloren eindronde
- 1 testmatch voor eindrondedeelname op neutraal terrein en 1 testmatch voor promotie
- 10 degradaties
- 2 halve finales van de Beker van België
- 2 ingrijpende competitiehervormingen
- 3.616 doelpunten in competitie, 3.479 tegendoelpunten
- een brand van de tribune en een brand van de jeugdchalet
- de afbraak van het stadion
- 5 Berchemse internationals
- wedstrijden tegen FC Barcelona, Admira Wien, FC Köln, Rot Weiss Essen, Feyenoord, PSV, Glasgow Rangers, Pamplona, Ipswitch Town, de nationale teams van USA, Japan en Myanmar…
- de invoering van de rugnummers en van de shirtreclame
- de invoering van de gele en rode kaart
- de invoering van de wisselspelers
- de eerste gekleurde voetballers
- de fanfare met majoretten, de Rizla+-wagen, Zwarte Jef met zijn bollen
- Beerschot AC, Beerschot VAV, Beerschot VAC, Germinal Beerschot Antwerpen, Beerschot Antwerpen Club, KFCO Beerschot Wilrijk, Beerschot VA
- keepers zonder en met handschoenen
- van lederen ballen met veters, scheenbeschermers uit paardenhaar en enkelhoge bottines met ingenagelde lederen studs naar ballen, scheenbeschermers en schoenen uit plastiek
- veel plannen maar geen nieuw stadion
- de gebroeders Aernaudts en De Hert, Marcel Dries, Louis Leysen, Flash Lippevelt en John Vercammen, Frans Schellens en Roger Busschots, Tony Goossens, Ludo Coeck, Walter Rodekamp, Eddy Crocaerts, Dick Advocaat, Dick Jol, Guy Bleyen, Guy Van Limbergen, Eric Van Meir, de gebroeders El Addouly en Debruyn, Jelle van Kruijssen,…