Rik Coppens is Beerschot en Beerschot is Rik Coppens.
Maar ook Berchem Sport verloor deze week een clubicoon.
Coppens was niet zomaar een passant aan het Rooi. Hij verbleef hier negen seizoenen en hij was hier graag. Liever dan op Beerschot, zei hij ooit, maar met Rik wist je nooit of hij het echt meende.
Op het Rooi ontpopte de egocentrische centervoor die ooit elke bal opeiste zich in zijn nadagen zowaar nog tot een echte teamplayer. Hier zette hij zijn eerste stappen als trainer. Hier behaalde hij zijn enige prijs, iets wat hem met Beerschot nooit is gelukt.
Rik Coppens, de briljantste voetballer die in ons land achter een bal aanholde. Niet de beste, wel de kleurrijkste, de grootste fantast. Op de kleine ruimte en met de bal aan de voet een zeldzame grootheid, die als geen ander verstond dat voetbal in de eerste plaats entertainment was. Coppens speelde voetbal met jazz erin, zoals hij het zelf omschreef. Terwijl honderden andere voetballers in de nevelen der tijd zijn vergeten, blijft de mythe Coppens, vijftig jaar na het einde van zijn carrière, nog steeds overeind. Een groot deel van zijn roem berust op mondelinge overlevering, er zijn immers amper bewegende beelden van de voetballende Coppens. Van de schier eindeloze reeks verhalen en anekdotes rond zijn persoon bestaan intussen zovele varianten, die even vaak door de meester werden bevestigd als ontkracht, dat men niet anders kan dan besluiten dat de grens tussen Wahrheit und Dichtung al heel lang geleden moet zijn vervaagd. Zo ontstaan nu eenmaal legendes.
En zo’n levende legende was Rik Coppens toen hij in 1967 bij Berchem arriveerde. 37 jaar, over zijn hoogtepunt heen, maar nog steeds Belgiës meest populaire, maar ook meest gehate speler. Al gaf Coppens niet alle zondagen voldoening, hij stak er in vele wedstrijden nog steeds met kop en schouders bovenuit. Maar bovenal, hij deed wat van hem verwacht werd, vooral tijdens zijn eerste seizoen: zoveel mogelijk toeschouwers naar het stadion lokken. Berchem verkocht 200 abonnementen méér dan in het vorige seizoen. 6.000 toeschouwers voor een doodgewone match waren niet langer een uitzondering. Velen enkel om de oude Coppens aan het werk te zien. En voor het eerst sinds lang liet ook de pers zich enthousiast uit over de verrichtingen van de geelzwarten.
In 1970 begon een nieuw hoofdstuk in Riks loopbaan. Zelf stond hij niet te springen om trainer te worden. En ook in Berchem stond niet iedereen met open armen klaar om hem te ontvangen. Maar criticasters die meenden dat de eeuwige speelvogel zijn taak niet ernstig zou opvatten moesten hun mening snel herzien. Het voetbal dat hij predikte stond haaks op zijn eigen stijl. Realistisch, niet spectaculair. In zijn tweede seizoen leidde hij Berchem Sport hiermee naar de titel in tweede klasse.
Maar hoe groot de voetballer, als trainer zou hij het nooit waarmaken. Eenvoudigweg omdat hij het nooit graag heeft gedaan. Hij probeerde wel: twee keer op Beerschot, keerde terug naar Berchem, waagde zijn kans bij Club Brugge. Viel liever tikte hij gewoon zelf tegen een balletje. Zweetmatchkes, zweetmatchkes en nog eens zweetmatchkes, zo herinneren de meeste spelers de trainingen van Rik Coppens. Die net zo lang duurden tot de trainer zelf had gewonnen. Want hij wilde blijven tonen dat hij nog steeds de beste was, zich niet altijd even bewust van de impact van zijn woorden. Beroemd is het verhaal waarin hij na een verloren wedstrijd een volle kleedkamer toesprak. Van al wie hier binnen zit is er maar één die kan voetballen… Om vervolgens, zichzelf bewonderend in de spiegel, te zeggen: Da zijde gij joenge, da zijde gij. Leuk voor de mensen, maar niet meteen peptalk voor een ploeg in degradatiegevaar.
De typische humor van Coppens in enkele voorbeelden trachten te vatten is haast onmogelijk. Als speler reeds hield hij ervan om tegenstander en publiek voortdurend op het verkeerde been te zetten. Naast het veld misschien nog meer dan erop. Coppens’ humor had altijd iets tweeslachtigs. Hij trok er steeds weer alle aandacht mee naar zich toe, maar hield er terzelfdertijd iedereen mee op een veilige afstand. Coppens, de clown die te allen tijde zijn publiek wilde entertainen, maar zich verschuilde achter het masker van zijn publieke persona. Een personage dat met schijnbare arrogantie bleef vastklampen aan de aftakelende vedettenstatus en dat almaar cynischer werd naarmate zijn trainerschap meer tegenwind kreeg.
Het werd hem allemaal vergeven. Zelfs na het voetbal bleef Coppens een ster. Omdat hij als geen ander verstond dat voetbal in de eerste plaats entertainment hoort te zijn. Daardoor oversteeg hij het sportieve en bleef hij ook volgende generaties aanspreken. Daarom kunnen we vandaag nog steeds lachen met zijn boude uitspraken en de verhalen van zijn kwajongensstreken, waarvan vele ook in het collectieve geheugen van onze club zijn gegrift. Of ze nu helemaal waar zijn of niet. That’s entertainment…
Merci Rik !
Sterkte Denise.