Loedo Kwek
“Miloan, Miloan, den Baarchoem komt eroan!” Moet u, wanneer u Milaan en Berchem in eenzelfde zin hoort ook meteen aan Ludo Coeck denken? Dan is de kans groot dat u vanmorgen met krakende botten uit bed bent gesukkeld, uw plasje er in meerdere gulpen hebt moeten uitwringen en uw bril hebt moeten zoeken om dit artikel te kunnen lezen. Tenzij u die ware tifoso bent die op eenvoudig verzoek de volledige geel-zwarte clubgeschiedenis kan opdreunen.
Hoewel hij nog steeds alomtegenwoordig is op het Rooi – als naamgever van het stadion, in brons gegoten in de Senaat en de jeugdkantine, als foto in de Chalet en sinds kort ook zwaaiend op een vlag – toch zal voor velen onder u een nadere kennismaking met een van Berchems grootste voetbaltalenten een welgekomen opfrissing zijn.
Ludo Coeck werd geboren in 1955. Op 25 september vieren we zijn zeventigste verjaardag. Op diezelfde dag in 1966 tekende hij trots zijn aansluitingskaart bij Berchem Sport. Twee weken later, op 9 oktober, staan we stil bij zijn overlijden, precies veertig jaar geleden. Ik denk dat we dit najaar maar eens iets moeten organiseren. Met zijn makkers uit het “Gouden Miniemenploegje” bijvoorbeeld, waar hij voor de eerste keer opviel, en die nog steeds, bijna voltallig, bij elke thuiswedstrijd in de tribune zitten.
Maar vandaag gaan we het vooral over Milaan hebben. Ludo wist al heel vroeg wat hij wilde en besefte dat het nooit genoeg was. Als knaap droomde hij van het eerste elftal van Berchem Sport, al was het maar één wedstrijd. Toen hij als zestienjarige zover was, wilde hij met Berchem het kampioenschap winnen. Daarna moest en zou het Anderlecht worden. Volgden: twee landstitels, drie Belgische bekers, drie Europese bekers – de enige die de Brusselaars wonnen –, twee Europese supercups. Een WK en een EK als Rode Duivel (46 caps), de aanvoerdersband van zowel Anderlecht als de nationale ploeg.
Een transfer naar een Europese topclub was de logische volgende stap in zijn carrière. Na eerder pogingen uit Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten, van AS Roma en AC Milan, legde Internazionale uit datzelfde Milaan in 1983 voldoende miljoenen op tafel om de hardste linker van Europa maar vooral Sporting Anderlecht te overtuigen. Voor de Italiaanse pers was hij de belangrijkste transfer van het nieuwe seizoen. De tifosi onthaalden “Loedo Kwek” als een grote blonde god. De club huurde voor hem een poepchic appartement. Marmer van boven tot onder, drie badkamers, vier slaapkamers. Een huurprijs van 70.000 frank per maand. Tot de eigenaar hoorde dat Inter de flat wilde huren en hij de prijs tot 90.000 frank (2.200 euro) optrok. De man was een fervent supporter van AC Milan. Voor Ludo, die er graag netjes gecoiffeerd en gekleed bij liep, voelde de modestad als thuiskomen. Hij had ook meteen het Italiaans onder de knie.
Maar het Italiaanse avontuur liep niet zoals gehoopt. Tijdens een van de eerste trainingen raakte hij al geblesseerd. Klein bier bij wat hem enkele maanden later overkwam. In een interland tegen Zwitserland op 9 november 1983 werd hij keihard aangetrapt. Er volgde een operatie en nog een. Uiteindelijk raakte hij net op tijd speelklaar voor de laatste twee competitiematchen. Het bracht zijn teller bij Inter op acht. En daarmee zijn we meteen bij Ludo’s zwakke plek. Hij had alles om een topvoetballer te worden: karakter, techniek, voetbalhersenen, elegantie, … alleen niet het lichaam. Broze enkels, frêle knieën, een fragiele rug. Men noemde hem niet voor niets “de man van glas”. En dat al van in zijn jeugd. Coeck lag uiteindelijk zo vaak in de lappenmand dat het verwonderlijk is dat hij zo’n mooi palmares bij elkaar heeft gevoetbald.
Toch nam bondscoach Guy Thijs hem in de zomer van 1984 nog mee naar het EK in Frankrijk. Inter had het intussen met hem gehad. Coeck werd uitgeleend aan Ascoli, waar hij opnieuw als een held werd onthaald. Maar ook hier speelde hij maar twee wedstrijden.
In 1985 keerde hij terug naar België. Vastberaden voor zijn zoveelste comeback. Een auto-ongeluk besliste er anders over.







