Jarenlang vertegenwoordigde hij Berchem Sport op het hoogste niveau, zonder dat u en ik daar iets van af wisten. Meer nog, u hebt hem waarschijnlijk tientallen keren aan het werk gezien, zonder acht op hem te slaan. Assistent-scheidsrechter Barry Barri wordt dit jaar 52 en vlagt morgen zijn 1.000ste wedstrijd. In mei zet hij een punt achter een carrière van 35 jaar in dienst van koning voetbal.
Webteam: Laten we meteen met de meest voor de hand liggend vraag van wal steken. Hoe wordt iemand in hemelsnaam scheidsrechter?
Barry: Ik was elf toen mijn vader me voor het eerst meenam naar een voetbalwedstrijd, een match van Racing Mechelen. Na afloop vroeg hij me of ik me geamuseerd had en dat had ik. Maar om een wel heel bijzondere reden. 90 minuten lang had ik bijna alleen oog gehad voor de scheidsrechter en ik wist meteen “dat wil ik later ook gaan doen!”. Toen we in de zomer van datzelfde jaar in Spanje op reis waren, kreeg ik een zilveren fluitje cadeau en dat gebruik ik nu nog steeds. Jarenlang analyseerde ik bij elke wedstrijd de arbiter en zijn assistenten. Uiteindelijk heb ik nog tot mijn 17de moeten wachten eer ik mijn droom kon beginnen waarmaken.
Webteam: Racing Mechelen, zei je. Je was dus geen Berchem-supporter?
Barry: Ik ben opgegroeid in Deurne, in de schaduw van de Bosuil, waar ik trouwens nog altijd woon. Maar mijn vader was van Mechelen en had een abonnement op Racing… én op KV! Net als zijn vader trouwens. Dus kreeg ik ook een abonnement van beide clubs. Op derbydagen wapperden dan twee sjaals aan onze auto, aan de ene kant een groenwitte, aan de andere kant een roodgele. Ik denk dat wij de enigen waren die op die dagen zonder stress naar de wedstrijd trokken, want elke uitslag was goed. De familie langs moederskant was van Berchem en had banden met Berchem Sport. Mijn grootvader had er bij de jeugd gespeeld, doelman Louis Leysen was een vriend van de familie en mijn moeder heeft zelfs ooit nog de rugnummers op de shirts van de eerste ploeg genaaid voor de sportwinkel van Willy Kettermans in de Driekoningenstraat. Als scheidsrechter moet je aangesloten zijn bij een club. Zelf heb ik nooit gevoetbald en ondanks mijn sympathie voor de Mechelse clubs, ben ik in de eerste plaats Antwerpenaar. De keuze voor Berchem Sport was dus snel gemaakt.
Webteam: Je was 17 jaar, nooit gevoetbald, maar wel de droom om scheidsrechter te worden. Hoe heb je dat aangepakt?
Barry: De eerste stap was de moeilijkste. Ik had me ingeschreven voor een scheidsrechterscursus, georganiseerd door KSOVA, de Antwerpse vriendenkring voor scheidsrechters, in het Oud Kapelleke in Berchem. Toen ik daar binnenstapte stond ik plots in een zaaltje vol oudere heren. Ik wilde mijn plannen meteen weer opbergen, maar mijn moeder heeft me overtuigd om door te zetten. Dat heb ik gedaan en een week later was ik al aan het trainen, ik legde examen af en in 1984 mocht ik mijn eerste wedstrijd fluiten. Tubantia B – Antwerp D bij de Gewestelijke Juniors D, zoals de miniemenreeks toen nog heette. De ene ploeg in rood-wit, de andere in wit-rood en alsof dat nog niet erg genoeg was, vergat ik ook bijna de bal in de kleedkamer. Maar voor de rest was het een heel positieve ervaring. Het werd 0-12 voor Antwerp en ik kreeg 8 frank aan reiskosten en 300 frank vergoeding. Mijn eerste gele kaart trok ik pas negen maanden later, mijn eerste keer rood pas een jaar later. Ik trok niet graag kaarten, maar loste het liever al pratend op.
Webteam: Helemaal onderaan de ladder beginnen dus om dan langzaam hogerop te klimmen?
Barry: In die tijd was dat nog zo. Elke keer een stapje hoger. Eerst mag je als grensrechter van de nationale jeugdreeksen proeven, dan word je scheidsrechter bij de nationale jeugd en zo doorloop je alle reeksen tot de reserven, steeds met de nodige controle en begeleiding. In september 1988 kreeg ik mijn eerste aanduiding voor een wedstrijd tussen eerste elftallen: Herbos-Berendrecht in Vierde Provinciale en in september 1992 mocht ik mijn eerste wedstrijd nationale eerste elftallen vlaggen. Later in datzelfde seizoen floot ik mijn eerste match in Eerste Provinciale. De twee al wat oudere grensrechters die me toen assisteerden stelden me vóór de match gerust: “Maak u geen zorgen, wij regelen dat hier wel voor u”. Ik heb ze maar laten doen (lacht) Na negen jaar floot ik dus eerste elftallen in Eerste Provinciale en deed ik de lijn in Nationale. Nu kan dat op 3-4 jaar tijd, toen was dat heel snel.
Webteam: Wanneer heb je de beslissing genomen om je voledig op de lijn toe te leggen?
Barry: Na vier jaar fluiten in Eerste Provinciale wilde ik wel wat meer. Ik heb toen de keuze gemaakt om assistent te worden, of grensrechter zoals dat toen nog heette. Als grensrechter kon je in die tijd nog snel promotie maken, maar dat was niet mijn enige motivatie, ik deed het ook graag. In mei 1995 floot ik mijn laatste wedstrijd en begon er een nieuw hoofdstuk in mijn carrière. Omdat ik in Eerste Provinciale had gefloten, was ik meestal de eerste assistent, zo had ik op zekere dag Paul Allaerts, de latere scheidsrechtersbaas, als tweede assistent naast me. In het seizoen 1997-98 mocht ik in Derde nationale starten, in de terugronde stond ik al in Tweede en het volgende seizoen meteen in Eerste Klasse. Mijn eerste wedstrijd, in augustus 1998, was Eendracht Aalst-Club Brugge voor een uitverkocht stadion. Scheidsrechter was Frans Van den Wijngaert. Vital Loraux, de controleur van dienst, gaf me na afloop een goed rapport. Met een icoon als Frans op het veld moest je je als grensrechter meestal geen zorgen maken. Zelfs de regen aan muntstukken vanuit het Aalsterse vak kon me niet van de wijs brengen.
Webteam: Hoe zou je jezelf beschrijven als grensrechter?
Barry: Ik was iemand die altijd zoveel mogelijk de beelden van mijn wedstrijden analyseerde om te leren uit mijn fouten. In België was ik één van de eersten die dat deed. Er was toen nog niet zoveel voetbal op TV als nu, enkel Canal+ zond sommige matchen rechtstreeks uit. Een kennis van me bezorgde me dan die beelden. Ik durfde af en toe ook al eens out of the box te denken. In februari 2010 moest ik de wedstrijd STVV-Club Brugge vlaggen. Het had de hele week geregend en het veld op Staaien lag er vreselijk bij. Langs mijn lijn zakte ik tot mijn enkels weg in de modder. “Hier ga ik niet vlaggen”, heb ik toen gezegd, “tenzij ik aan de binnenkant van de lijn mag lopen. Ik spring wel tijdig weg als er spelers in mijn buurt komen”. Niet geheel volgens de regels natuurlijk, maar het is me wel toegestaan. Het heeft me zelfs een hele reportage op RTBF opgeleverd, over “de springende grensrechter”. In diezelfde wedstrijd heb ik ook een goal van Sidibe afgekeurd. Tien uitzinnige Truienaars kwamen toen op me afgestormd. Ik ben minutenlang met gestrekte arm, de vlag strak voor me uit, blijven staan zodat ze toch niet te dichtbij konden komen. Die beelden zijn nadien nog vaak heruitgezonden. Op diezelfde beelden bleek trouwens ook dat mijn beslissing om het doelpunt af te keuren de juiste was.
Webteam: Nooit een beslissing genomen die wél fout bleek of waar je achteraf spijt van had?
Barry: Ik heb één keer onterecht een doelpunt afgekeurd. In maart 2003 was dat, RC Genk tegen Anderlecht. Een doelpunt van Aruna. Een heel verwarrende fase: een bal die terugkwam van de dwarsligger, aanvallers en verdedigers die in harmonica opschoven. Het ging allemaal heel snel. Tijdens de rust hoorde ik al dat ik die fase verkeerd had beoordeeld, maar daar moet je je op dat moment over zetten om geconcentreerd aan de tweede helft te kunnen beginnen. Gelukkig won Andelecht uiteindelijk toch nog met 0-1. Daags nadien kreeg ik telefoon van de Centrale Scheidsrechterscommissie: “Barry, je zat er naast hé, gisteren.” Een opmerking en daar bleef het bij. Fouten werden toen nog met de mantel der liefde bedekt. Nu wordt elke fout uitvergroot, camerabeelden vanuit verschillende standpunten, paginagroot in de krant. Ik heb het begin daarvan nog meegemaakt. De stress bij de scheidsrechters is daardoor enorm toegenomen, carrières duren ook veel korter dan vroeger.
Webteam: 1000 wedstrijden, dat is waarschijnlijk stof voor uren anekdotes?
Barry: Ik kan er inderdaad wel enkele vertellen. (lacht) Charleroi-Standard, kort na Euro 2000. Het stadion van Charleroi had zijn bovenste ringen nog en was volledig uitverkocht. De supporters van de thuisploeg hadden zoveel toiletpapier gegooid dat ik helemaal vol hing. De wedstrijd begon veel te laat omdat de lijnen volledig onzichtbaar waren door het vele papier. En door het helse kabaal kon ik zelfs de scheidsrechter amper horen fluiten.
Oostende-Gent in 1998 zal ik ook niet gauw vergeten, opnieuw met Frans Van den Wijngaert als scheidsrechter. Jean-Marie Pfaff, die toen trainer was van KVO, kwam voor de wedstrijd onze kleedkamer binnen, wat al niet echt gebruikelijk is: “Dag Marcel, we hebben de punten nodig vandaag”, waarop Frans, kalm als altijd, antwoordde: “Dan zult ge moeten winnen hé, Jean-Marie.” Maar Oostende won niet en bij de zoveelste verhitte fase stormde een briesende Jean-Marie het terrein op. Na de wedstrijd stond hij opnieuw in onze kleedkamer, niet om zijn excuses aan te bieden, zoals je zou verwachten, wel om zijn verhaal nog eens te doen en vooral om zijn gelijk te halen bij “Marcel”. Toen is Van den Wijngaert wel uit zijn vel geschoten. “Ten eerste, ik heet niet Marcel, maar Frans en ten tweede uit mijn kleedkamer!”. Hij moet zo hard geroepen hebben dat de journalisten op de gang alles hadden gehoord, want ‘s anderendaags stond het in grote letters in de krant. Op de receptie achteraf leek Pfaff trouwens het hele voorval al lang vergeten te zijn.
Eén keer heb ik ook de halve finale van de Beker van België mogen vlaggen, Roeselare-Cercle in 2010, maar veel toffer vond ik de kwartfnale in 2003, Antwerp tegen Germinal Beerschot in mijn achtertuin. Voor 15.000 toeschouwers. Een mooie wedstrijd met o.a. een doelpunt van Goots. Voor een grensrechter een heel vervelende speler omdat hij voortdurend flirtte met het buitenspel. Net als vorige week eindigde de wedstrijd ook toen met rellen. Zo erg zelfs dat we niet eens tot in het restaurant zijn geraakt. In de terugwedstrijd heeft GBA trouwens revanche genomen.
Webteam: Een loopbaan van 35 jaar waarin je het voetbal enorm hebt zien veranderen. Neem alleen al de uitrusting van de scheidsrechters.
Barry: Toen ik begon was dat inderdaad nog in het klassieke zwart. Dat werd voor het eerst doorbroken door een zwart-grijze tenue. En dan kwamen alle kleurtjes: fuchsia, groen, geel, oranje, blauw. Diadora was daar het eerst mee. In Italië was men wat dat betreft zijn tijd vooruit. En ik ging daarin zelfs nog een stapje verder. Ik paste mijn veters telkens aan aan de kleur van mijn trui. Geen enkele van mijn collega’s die dat voorlopig heeft aangedurfd. Voor een wedstrijd van KV Mechelen had ik eens twee verschillende veters ingedaan, een gele in de ene schoen, een rode in de andere. “En, wat denken jullie?”, vroeg ik aan mijn collega’s in de kleedkamer. Voor de match kan er al eens gelachen worden, maar eenmaal op het terrein is het altijd volop concentratie.
Webteam: Gekleurde veters en een naam als Barry Barri, dat ruikt naar sterallures.
Barry: Ik heb er enkele keren de televisie mee gehaald, wat voor een grensrechter toch ongewoon is. Gert Verheyen had het in Extra Time ooit over “die grensrechter met zijn gekleurde veters” en Filip Joos maakte eens de opmerking: “Barry Barri, en dat is geen artiestennaam.” Maar ook bij de supporters was ik best populair. Op de website van Beerschot werd ik ooit uitgeroepen tot beste assistent-scheidsrechter en telkens ik op het Kiel moest vlaggen scandeerde men mijn naam: “There’s only one Barry Barri” en “Den Barry hé gelaaik!”. Nu nog moet ik geregeld op de foto wanneer ik mijn naam zeg.
Webteam: Had je grote voorbeelden als scheidsrechter?
Barry: Ik heb nooit echt idolen gehad. Alexis Ponnet was een scheidsrechter met internationale allure, maar er waren er veel goeie in mijn tijd, elk met hun eigen stijl, Van elk van hen nam ik wel iets over, dat ik dan tot mijn eigen stijl vermengde. Ik kon streng zijn als Constantin, praten als Van Langenhoven en de moeilijkste situaties al lachend oplossen zoals Van den Wijngaert dat deed. Zelfs Amand Ancion had een verrassende kant. Hij was fel gecontesteerd omdat hij ooit zes rode kaarten in één match trok en had de repuatie een vreselijke man te zijn, maar toen ik hem op een keer assisteerde bleek dat hij voor elk jeugdspelertje dat mee moest oplopen een speldje van de KBVB had meegebracht…
Webteam: Berchem Sport heeft vóór jou ook al een aantal straffe arbiters gehad: Robert Schaut, René Nieuwenhuysen, Wim Lanckpaep,… Heb je hen gekend?
Barry: Door Lanckpaep ben ik ooit op het matje geroepen. Hij was toen voorzitter van de scheidsrechterscommissie en ik stond nog aan het begin van mijn carrière. Volkomen onterecht trouwens, ik heb hem dan ook lik op stuk gegeven. Maar ik hield er niettemin een blaam aan over. In die tijd kon je daar niet tegenop. De andere twee ken ik enkel van de verhalen die de collega’s over hen vertelden.
Webteam: Berchem Sport heeft sinds enkele jaren zijn Referee Ambassador project, wat vind je daarvan?
Barry: Ik vind het een mooi initiatief. Het is goed dat de opleiding van scheidsrechters niet langer uitsluitend door de vriendenkringen gebeurt zoals vroeger. De KBVB zou vaker scheidsrechters naar de lagere reeksen moeten sturen, ook topscheidsrechters, om beginnende scheidsrechter te begeleiden en te steunen. Jongeren kijken naar hen op en het kan een anmoediging zijn om door te zetten. De jeugd geeft het vaak veel te snel op. Toen ik begon waren er 7.000 scheidsrechters in België, nu zitten we nog aan de helft.
Webteam: Het is natuurlijk een eenzame hobby. Heb jij dat nooit zo aangevoeld?
Barry: In het begin wel, maar je leert snel mensen kennen in de clubs waar je op bezoek komt, binnen de vriendenkring, collega’s en spelers. Natuurlijk ben je vaak alleen onderweg en train je vaak alleen en je krijgt ook veel over je heen. Daar moet je je wel overheen kunnen zetten. Zelf heb ik daar nooit echt last van gehad. Ik kan goed overweg met alleen zijn en mijn andere hobby’s, karate en tennis, zijn ook vrij individuele sporten. Als scheidsrechter ontwikkel je ook enorm je persoonlijkheid. Je komt voor de meest uiteenlopende situaties te staan, je moet snel belangrijke beslissingen nemen en je moet 90 minuten lang een team vormen met mensen die je vaak pas een kwartiertje eerder hebt leren kennen. Waar kom je dat nog tegen? Ik durf te zeggen dat ik persoonlijk enorm ben gegroeid in al die jaren als scheidsrechter. Ik zou het zo opnieuw doen!
Webteam: Maar nu is het genoeg geweest?
Barry: Morgen arbitreer ik mijn 1.000ste wedstrijd (RC Mechelen-KVV OG Vorselaar), dat vind ik een mooi aantal. En dat uitgerekend op Racing Mechelen, waar het 35 jaar geleden allemaal begon. In principe zou ik nog enkele jaren kunnen doorgaan. Ook fysiek ben ik nog helemaal in orde. Maar ik heb zelf beslist om te stoppen. Het wordt te zwaar, de combinatie met mijn privé-leven wordt steeds moeilijker en de gedrevenheid neemt ook stilaan af. Dan is het beter om in schoonheid te eindigen. In mei zal er waarschijnlijk nog wel ergens een eindrondewedstrijd volgen, maar daarna is het afgelopen.
Webteam: Heb je het gevoel met je voetbalcarrière alles bereikt te hebben wat je wilde bereiken?
Barry: Absoluut! Internationaal had leuk geweest, maar omdat ik nooit eerste elftallen had gefloten in eerste nationale, kwam ik daar destijds niet voor in aanmerking. In het kader van een uitwisslingsproject heb ik wel twee wedstrijden in de Nederlandse Eredivisie mogen vlaggen en één in de Luxemburgse hoogste klasse. Het enige spijtige is een zware rugblessure waardoor ik in 2013 het betaald voetbal heb moeten verlaten. Kort daarop vonden de artsen de juiste remedie. Ga je hierna nog iets doen in de voetbalwereld? Barry: Ik ben al gevraagd om opleider te worden of misschien ga ik ooit nog bij een club aan de slag voor de ontvangst van de scheidsrechters. Ik weet het nog niet. Ik denk dat ik eerst wat van mijn herwonnen vrijheid ga genieten, reizen en af en toe eens een wedstrijdje meepikken als de affiche me aanspreekt of om een goeie college aan het werk te zien. Daarvoor ontbraken in het verleden vaak de tijd en de zin.